Spring naar de hoofdinhoud
Details
Audio

1. Inleiding


1.1 Het Elektrotechnisch Veiligheids Handboek Lokaal spoor (EVH)

1.1.1 Doel van het EVH

railAlert heeft dit EVH laten opstellen om er voor te zorgen dat de lokaalspoorbedrijven zo geharmoniseerd mogelijk voldoen aan de geldende nationale en Europese verplichtingen en voorschriften bij de bedrijfsvoering van de elektrische installaties, zodat de risico’s zo klein mogelijk zijn.

In het verleden had elk lokaalspoorbedrijf een eigen handboek voor de elektrische veiligheid. De harmonisatie is uitgevoerd om eenduidigheid te scheppen, wat de veiligheid verder vergroot.

1.1.2 Toepassingsgebied EVH

Dit EVH is geldig bij de bij railAlert aangesloten lokaalspoorbedrijven, bij alle werkzaamheden met, aan en in de nabijheid van elektrische installaties.


Dit EVH geldt voor alle elektrische installaties die bij GVB Infra B.V. in beheer zijn en waaraan, waarmee of waar in de nabijheid van gewerkt wordt.

Specifiek geldt het voor de volgende installaties:

    • tractie energievoorziening, inclusief die in werkplaatsen en remises;
    • 10 kV-distributie en transformatoren t.b.v. energievoorziening van de reizigerstations, haltes en gelijkrichterstations;
    • laagspanningsinstallaties van reizigerstations, haltes en gelijkrichterstations. Dit betreft de installatie vanaf de hoofdverdeler tot en met de vast aangesloten verbruikers, aansluitpunten en/of wandcontactdozen;
    • elektrische wisselverwarming;
    • communicatie installatie;
    • treinbeveiliging inclusief wisselsturing;
    • telematica.

Met uitzondering van:

    • Laagspanningsinstallaties in kantoren, remises, garages, dienstgebouwen en eindpunthuisjes.

Het EVH voorziet niet in alle veiligheidsvoorschriften om veilig te kunnen werken. Zie voor het voorkomen van niet-elektrotechnische gevaren: “Veiligheidsinstructies GVB” .


1.1.3 Geldigheid EVH

Het EVH geldt voor iedereen die werkzaamheden uitvoert aan, met of bij installaties die bij de bij railAlert aangesloten lokaalspoorbedrijven in beheer zijn. Ook geldt het EVH voor ieder ander persoon die een aanwijzing in het kader van dit EVH aanvaard heeft. Bij welk bedrijf de personen in dienst zijn speelt hierin geen rol.

1.1.4 Bepalingen EVH

De bepalingen van het EVH zijn ondergeschikt aan de wettelijke bepalingen zoals opgenomen is, in onder andere de Arbowet en het Arbeidsomstandighedenbesluit (of kortweg Arbobesluit). Als de bepalingen van het EVH strenger zijn dan de wettelijke regelgeving, is het EVH leidend. In situaties waarin het EVH geen uitsluitsel geeft, moeten de wettelijke voorschriften worden gehanteerd.

De directies mogen aanvullende bepalingen opstellen. Via railAlert moet een verwijzing naar die bepalingen in dit EVH worden opgenomen.

1.1.5 Verantwoordelijkheid voor het EVH

De verantwoordelijkheid voor het opstellen van het EVH ligt bij de directies van de bij railAlert aangesloten lokaalspoorbedrijven. Dit vloeit voort uit artikel 3 van de Arbowet. Daarin is geregeld dat de werkgever verantwoordelijk is voor de algemene veiligheid, gezondheid en welzijn van alle werknemers en derden volgens artikel 10 van de Arbowet.

1.1.6 Het beheer van het EVH

Het beheer van dit EVH ligt bij railAlert. railAlert is verantwoordelijk voor:
a) Het signaleren en melden van wijzigingen in wet-, norm- en regelgeving. 
b) Het fungeren als meldpunt voor wijzigingen in organisaties, procedures en werkprocessen.  
c) Het vastleggen van een aanvullingstekst (tijdelijke wijzigingen).
d) Het opstarten van een wijzigingsprocedure.
e) Het wijzigen van de tekst van het EVH                                                                                                                                                f)  Het melden van onvolkomenheden in het EVH                                                                                    

1.1.7 Wijzigingen van het EVH

Wijzigingen van het EVH kunnen noodzakelijk zijn door de volgende oorzaken:
a) een verandering in wet- en regelgeving;
b) een verandering in de organisatie;
c) een verandering in de veiligheidsprocedures;
d) een verandering in een werkproces;
e) een verandering in definitie, naamgeving, schrijfwijze, enz.
In deze gevallen mag iedereen wijzigingen melden bij railAlert. railAlert en alle spoorbedrijven voor welke het EVH van toepassing is, moeten instemmen met de nieuwe EVH-tekst voor een nieuwe versie van kracht wordt.

1.2 De relatie van het EVH met NEN 3140, NEN 9140 en NEN 3840

De normen NEN 3140 en NEN 3840 zijn de basis voor dit EVH. In deze normen is de Europese norm ‘Operation of electrical installations’ NEN-EN 50110 opgenomen. In deze norm staan de algemene eisen voor een veilige bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering van elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen bestaat uit het gebruik van elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen bij de arbeid, het onderhoud, de inspectie, het beheer en het werken aan of nabij elektrische installaties.

Daar waar NEN 3140 zich richt op deze veilige bedrijfsvoering in het algemeen en aansluit bij de praktijk binnen de elektrotechniek branche, geeft NEN 9140 voorschriften hoe ook veilig kan worden gewerkt aan elektrisch aangedreven voertuigen betreffende elektrotechnische gevaren. NEN 9140 is dan ook een afgeleide van NEN 3140 en is gebruikt voor bepalingen in het EVH voor elektrisch aangedreven voertuigen.

1.2.1 De opbouw van NEN 3140, NEN 9140 en NEN 3840

NEN 3140 Bedrijfsvoering van elektrische installaties – Laagspanning bevat:
a) de bewerkte vertaling van NEN-EN 50110;
b) de aanvullende Nederlandse bepalingen voor laagspanningsinstallaties.
De bepalingen uit NEN-EN 50110-1 die betrekking hebben op hoogspanningsinstallaties zijn niet opgenomen.
NEN 3140 is een opzichzelfstaande norm. Hierdoor is het niet nodig om voor Nederland naast NEN 3140 ook NEN-EN 50110-1 te gebruiken.

NEN 9140 Veilig werken aan e-voertuigen bevat:
a) de bepalingen uit de NEN 3140 die van toepassing zijn voor e-voertuigen ;
b) de specifieke bepalingen voor e-voertuigen.

NEN 3840 Bedrijfsvoering van elektrische installaties – Hoogspanning bevat:
a) de (bewerkte) vertaling van NEN-EN 50110-1;
b) de aanvullende Nederlandse bepalingen voor hoogspanningsinstallaties.
De bepalingen uit NEN-EN 50110-1 die betrekking hebben op laagspanningsinstallaties zijn niet opgenomen.
De opzet van NEN 3840 is die van een opzichzelfstaande norm. Hierdoor is het niet nodig om voor Nederland                              naast NEN 3840 ook NEN-EN 50110-1 te gebruiken.

1.2.2 Toepassingsgebied en geldigheid NEN-EN 50110

De NEN-EN 50110 is van toepassing op alle bedrijfsvoering en het bedrijfsmatig gebruik van en werkzaamheden aan, met en nabij elektrische installaties en alles wat er op wordt aangesloten. Het spanningsniveau van de installaties loopt van extra lage spanning tot en met lage spanning (NEN 3140), tot en met hoge spanning (NEN 3840).

Voor een veilige bedrijfsvoering van en werkzaamheden aan, met en nabij elektrische installaties geeft de norm de eisen weer. De eisen zijn algemeen toepasbaar op procedures voor bedrijfsvoering, werkzaamheden en de te gebruiken bedrijfsmiddelen.

Hoewel NEN-EN 50110 niet specifiek is ontwikkeld voor Lokaal spoor relevante elektrische installaties zoals:

    • voertuigen en vaartuigen;
    • installaties voor elektrische tractie;
    • elektronische besturings- en automatiseringssystemen;
    • elektronische telecommunicatie- en informatiesystemen.

Hanteert railAlert toch deze norm als leidraad bij het opstellen van dit EVH. De NEN 3140 en NEN 3840 en dit EVH zijn niet van toepassing op het gebruik van installaties en toebehoren door leken, met als voorwaarde dat de installaties en toebehoren zijn ontworpen en geïnstalleerd voor gebruik door leken en voldoen aan de daarvoor geldende normen.

1GPschema-normen-Railalert2.png

1.3 Arbowet in relatie tot NEN 3140, NEN 9140 en NEN 3840

De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) 1998 geldt voor iedereen die arbeid verricht. Werkgevers en werknemers zijn samen verantwoordelijk voor veiligheid, gezondheid en welzijn.

NEN 3140, NEN 9140 en NEN 3840 zijn normen, geen wet. Het zijn uitwerkingen van de Arbowet door een branchegerichte organisatie. De norm geeft alleen aan hoe en op welke wijze de principes van de Arbowet moeten worden toegepast op alle plaatsen waar arbeid wordt verricht en de norm van kracht is. NEN 3140, NEN 9140 en NEN 3840 bieden daarbij de mogelijkheid om per bedrijf aanvullende regels te stellen, die rekening houden met de specifieke omstandigheden binnen een bedrijf.

1.4 Gevaren van elektriciteit

De gevaren bij elektrische installaties zijn:

    • te dichte nadering van actieve delen;
    • aanraking, leidend tot elektrische schok en secundaire arbeidsongevallen door schrik;
    • brand;
    • explosie;
    • elektromagnetische velden en krachten;
    • onbedoeld inschakelen en uitschakelen;
    • vlambogen.
1.4.1 Elektrische schok

Elektrische schok ontstaat bij aanraking van een defect apparaat of een onder spanning staande geleider als gelijktijdig aarde of geleiders met een andere potentiaal aangeraakt worden. De stroom die dan door het lichaam loopt kan leiden tot:

    • samentrekking van spieren en verkramping;
    • botbreuken;
    • adem- en hartstilstand;
    • brandwonden;
    • beschadiging van bloedvaten en zenuwbanen.

Elektriciteit probeert altijd de makkelijkste weg terug naar de stroombron (gesloten stroomkring) of naar aarde te zoeken. Bij aanraking van een defect apparaat, een defect snoer of een onder spanning staande blanke geleider zal de stroom zich door het lichaam een weg banen (elektrische schok). Dit kan worden voorkomen door ervoor te zorgen dat men geen contact met aarde of andere geleiders maakt. Met andere woorden: door geïsoleerd te zijn ten opzichte van aarde en de elektrische installatie.

Sommige vloeistoffen en vaste stoffen geleiden stroom, andere niet. Metalen, water, maar ook het menselijk lichaam zijn geleiders. Rubber, droog hout, glas, droog textiel, droog papier en de meeste kunststoffen geleiden niet. Ook als men niet geïsoleerd is van aarde en men raakt een onder elektrische spanning staand slachtoffer aan, zal de stroom door het eigen lichaam naar aarde vloeien.

1.4.2 Vlambogen

Bij het verbreken van stromen of het optreden van kortsluiting kunnen vlambogen en explosies ontstaan. Voor personen in de buurt van de kortsluiting bestaat er kans op:

    • brandwonden door de warmteontwikkeling;
    • verblinding door het licht van de vlamboog;
    • gehoorschade door de druk van de explosie;
    • kneuzingen, snijwonden etc. door rondvliegende onderdelen ten gevolge van de explosie;
    • longschade en vergiftiging door onder andere koperdamp en chloordamp.

De beschikbare energie (het kortsluitvermogen en de afschakeltijd) op de plaats van de fout bepaalt de mate van schadelijkheid van de thermische effecten van een elektrische vlamboog.

1.4.3 Elektriciteitsongevallen

Wanneer iemand door een elektrische stroom wordt getroffen moet als eerste de stroomtoevoer worden onderbroken. Dit is mogelijk door een schakelaar, een nooddrukker of een stekker. Let bij deze handeling vooral op de eigen veiligheid.